In de loop der jaren heb ik een aantal interessante gegevens weten te verzamelen. Helaas beschik ik niet over broninformatie en kan ik de gegevens dus niet verifiëren. Maar ik vind deze informatie niettemin belangrijk genoeg om met jullie te delen, want het roept bij mij een aantal vragen op.
Cijfers
In de periode 1956 – 1984 vonden er zo’n 5000 geboorten plaats in Moederheil. In totaal, over de gehele periode, gemiddeld 178 per jaar, ofwel nog geen 15 per maand. Dit betreft alle geboorten van de reguliere kraamkliniek inclusief de “onechte” baby’s. Tevens geldt dat het hierbij ook om meerdere geboorten van een en dezelfde moeder kan gaan. Dus het aantal vrouwen is lager dan het aantal geboorten.
Het is mij vooralsnog onbekend hoeveel procent van deze 5000 geboorten ongetrouwde moeders waren. Van deze 5000 baby’s is een klein deel overleden in het kraambed. Ook is nog onbekend hoeveel van deze baby’s van ongetrouwde moeders stierven door vroegkinderlijk trauma als gevolg van een gebrek aan moederliefde en -zorg.
Sterftecijfer als gevolg van vroegkinderlijk trauma
Het overgrote deel betrof geboorten van gehuwde vrouwen. Dus voornamelijk kinderen van gehuwde vrouwen die opgroeiden bij de eigen ouders of familie.
In totaal zijn er in de genoemde periode zo’n 600 kinderen vanuit Moederheil/Valkenhorst geadopteerd. Dat zijn er over de gehele periode genomen gemiddeld zo’n 21-22 per jaar, ofwel nog geen 2 per maand. De exacte aantallen varieerden per jaar. Om een idee te geven: in 1962 zijn er 24 ongehuwde moeders bevallen in Moederheil.
Als René Spitz op een sterftecijfer komt van 37,3% door vroegkinderlijk trauma, oftewel ruim een derde, dan is het des te interessanter om te weten hoeveel kinderen in dezelfde periode zijn afgestaan in Moederheil.
Op basis van de cijfers van Spitz, betekent dat dat het aantal van 600 adopties grofweg het resterende (overlevende) deel is van het totaal aantal afgestane kinderen. Dat is dus ruwweg 2/3. Voor het gemak heb ik even geen rekening gehouden met de kinderen die wel werden afgestaan, maar nooit geadopteerd, want daar heb ik geen cijfers van.
Als 600 dus 2/3 is en de percentages van Spitz vergelijkbaar zijn met die van Moederheil, dan betekent dit dat er zo’n 300 (!) kinderen in dezelfde periode òf nooit zijn geadopteerd en/of zijn overleden in Moederheil als gevolg van vroegkinderlijk trauma! Er zitten natuurlijk wel een aantal onzekere factoren in mijn aannames, maar al zouden het er 100 zijn, dan nog is dat een schrikbarend hoog aantal. Rijst de vraag, waar zijn deze kinderen en waar zijn de rapporten die deze cijfers kunnen staven? En waar zijn ze begraven, want ongedoopte kinderen werden niet begraven in gewijde grond (lees de religieuze hypocrisie).
Uit de gepubliceerde onderzoeksresultaten van het Verweij-Jonker Instituut (VJI) valt op te maken dat FIOM over 2500(!) Moederheil dossiers beschikt. Dit omvat de periode van Moederheil vanaf 1956-1972. Meer informatie betreffende het VJI-onderzoek is hier te lezen.
Ik vraag me af in hoeverre zich dit verhoudt tot het totaal aantal geboorten van 5000. Het is namelijk de helft! De periode van de FIOM dossiers is minder ruim dan de periode van de 5000 geboorten, dus de kans dat het aantal toeneemt wanneer we de volledige periode bekijken (tot en met 1984) is groot. En hoe verhoudt zich dit tot het eerder genoemde aantal adopties van 600 in de periode 1956 – 1984?
Als Fiom 2500 Moederheil dossiers heeft en er waren 600 adopties in de genoemde periode, waar zijn dan de ontbrekende afgestane 1900 baby’s gebleven? Hoeveel kinderen zijn in andere instellingen, hoeveel binnen de eigen families geplaatst en hoeveel zijn ervan overleden?
Broodnodig onderzoek
Het is zo belangrijk dat hier grondig onderzoek naar gedaan wordt, zodat concrete cijfers boven komen drijven, waar gefundeerde conclusies uit getrokken kunnen worden.